Hoe de situatie aan zee er ruim honderd jaar geleden uitzag is goed te zien op het Panorama Mesdag  : bij het dorp Scheveningen trokken paarden de zware bomschuiten het strand op en Vincent van Gogh beschreef het leed van de dieren indringend in zijn brieven aan broer Theo (1876): “Die knollen, die arme gehavende knollen, zwart, wit, bruin; zij staan daar geduldig, onderworpen, bereid, geresigneerd stil. Ze moeten straks de zware schuit nog ’t laatste eindje sleepen, de karwei is haast gedaan.”

De schilder Hendrik Willem Mesdag was ervan doordrongen dat de aanleg van de haven in 1904 een einde zou maken aan deze dagelijkse taferelen en accepteerde de opdracht om Scheveningen, het achterland en de zee in beeld te brengen  Opdrachtgever was een Belgische maatschappij, die vooral geld aan het panorama hoopte te verdienen. In die tijd waren panorama’s toeristische attracties, bedoeld om op levensechte wijze een beeld te geven van verre landen of steden als Londen of Cairo. Had men geen geld voor zo’n reis dan kocht men een kaartje voor desbetreffend panorama en kon genieten van de illusie. Serieuze kunstschilders haalden in die tijd meestal hun neus op voor zo’n opdracht; panorama’s golden als kermisattracties voor een groot publiek. Toen het Panorama Mesdag al na een paar jaar financieel niet meer winstgevend was en de Belgische firma het van de hand wilde doen, kocht Mesdag het, omdat hij het als zijn topprestatie beschouwde.Voor het geschilderde doek werd een enorme hoeveelheid wit zand als namaakduin gestort, de randen van het ronde doek (120 meter) werden onzichtbaar gemaakt en de geschilderde illusie van Mesdag en zijn collega’s hadden een verbijsterend effekt. Het  geluid van  golven en krijsende zeemeeuwen doen de rest.Het doek is een paar jaar geleden grondig gerestaureerd en weer aantrekkelijk om naar te kijken, met als toegevoegde waarde het besef dat vrijwel alles in en rond het Scheveningse strand is veranderd. Veel van de oude vissershuisjes zijn inmiddels afgebroken, de nettenboetsters zijn verdwenen uit het duinlandschap en ook schelpenvissers lopen er niet meer. De visserij zou spoedig plaatsmaken voor de opkomst van het badtoerisme. De eerste hotels en badkoetsjes waren al te zien op het Panorama en in de loop van de 20e eeuw zouden ze de plaats van de visserij overnemen. Alleen de zee en het licht zijn gebleven.

Zomer 2004 vertelt een vissersvrouw tijdens het projekt Kijken naar de Zee van Esther Polak haar verhalen. Het radioprogramma, dat gemaakt en uitgezonden wordt vanaf de Scheveningse vuurtoren(1875), bestaat uit verhalen over verschillende manieren van kijken door mensen die vrijwel dagelijks met de zee te maken hebben. Zij maken het publiek deelgenoot van hun blik.Polak stelt  communicatie en kijk-ervaringen centraal in haar werk.Voor het kunstprojekt Wind Mee zijn met name kunstenaars gevraagd die zich richten op publieke kunst, waarbij de ervaring van het publiek centraal staat. 

Hoe kijken we naar onze  cultuur en waarom kijken we op deze manier?

Hoe komt betekenisgeving tot stand en door wie en hoe ontstaat beeldvorming?  Dit zijn vaak ingewikkelde processen waarop met name de media enorme invloed uitoefenen.

Adriaan Nette opereert al jaren in de publieke ruimte, richtte ondermeer Het Bureau voor Zintuigelijk Ondernemen BUROZINO op. Een van de meest succesvolle en tot de verbeelding sprekende tochten was ‘Dagtocht Paradijs’(1998) met een busreis door het Zuidhollands landschap. Nette is al lange tijd bezig met werkelijkheidsbemiddeling, waarmee hij aangeeft  dat: “het waarnemen als activiteit ook los kan staan van betekenissen die de waarnemer er standaard aan toekent.”

Het publiek dat  meegaat met de fietstocht RIT tijdens Wind Mee krijgt door Nette een kijkkader aangeboden.

| 2004 - 2005|

| Vissersverhalen en Zeehelden door Ingrid van Santen |

home kunstenfietswerk/WindMee | home |

| Monumenten en folklore |

| Erfgoed en nieuwe culturen |

Aan de rand van het dorp Scheveningen, op de kruising boulevard / Keizerstraat staat de bronzen Vissersvrouw (1982) : zij kijkt uit over zee, lijkt alle stormen te weerstaan en  straalt onverzettelijkheid uit.  Op de sokkel staat de tekst ‘Voor allen die uitvoeren en niet terugkeerden’ geschreven. Aan de achterzijde wordt gememoreerd dat de zee nam en schonk. Hier aan de voet van dit beeld worden omgekomen zeelui nog regelmatig herdacht. Het Vissersmonument is een lokatie geworden waar wordt stilgestaan bij ingrijpende gebeurtenissen, verbonden met de lokale geschiedenis en de krachten van de zee.

Herman Heijermans beschreef in het toneelstuk Op hoop van zegen de schrijnende ervaringen van vissersvrouw Kniertje en hoewel het allerminst vaststaat of het verhaal zich in Scheveningen afspeelt, roept de sculptuur de Vissersvrouw  deze wereld op.

Bij de uitvoering in 1901 was de actrice gekleed in grijs-zwart gestreepte kleding van  vissersvrouwen,  maar er werd in de programmafolder aangegeven dat “de Scheveningse kostuums niet duiden dat de handeling daar ter plaatse voorkomt.”. 

Van grote betekenis is de plaats van het beeld. Voordat de Scheveningse Haven werd aamgelegd, kwamen de vissersboten op het strand aan en stonden de vrouwen hier regelmatig op de uitkijk : “Zowel de Scheveningse vrouwen alsook de zusters van ‘Het Heilig Hart’ hadden geen echte in tweeën verdeelde billen zoals wij. Meeuwenvleugels rond de hoofden van de vissersvrouwen en voelsprieten van dooie zeebeesten boven hun wenkbrauwen. Waren de vissers op zee, dan wachtten hun vrouwen en moeders op het strand. Ook ’s nachts. Wat ze daar deden? Zwarte sokken breien en netten boeten”, schreef Nicolette Smabers in de roman De Franse tuin (1983)