Voor het Visserijmuseum in Vlaardingen staat sinds 1996 een houten stadskraan op de kade. Kennelijk vond men dit passend in het historische gedeelte van Vlaardingen met zijn kades en historische panden : de kraan versterkt een bepaalde sfeer. Maar bij nadere beschouwing blijkt de lokatie niet te kloppen, stamt dit ontwerp weliswaar uit 1625, maar is sindsdien acht keer opnieuw gemaakt. Uiteindelijk wordt de kraan in 1939 gesloopt, als replica gebouwd en ergens anders neergezet in 1996.
De verhalen over de geschiedenis van bouw, sloop en verplaatsing van dit type cultuurhistorische objekten zijn vaak interessant.
In het verlengde hiervan ligt de geschiedenis van de vuurtoren in Kijkduin.
Februari 2004 werd de echte vuurtoren na 28 jaar per helicopter teruggevlogen naar Hoek van Holland. Vroeger gebruikt voor het uitgaande scheepsverkeer op weg naar zee, maar in Kijkduin vooral als uitkijktoren beklommen door badgasten en toeristen. Toen de vuurtoren naar zijn oorspronkelijke plaats werd teruggebracht, maakte Kijkduin een replica, terwijl het echte exemplaar er enigszins verloren bijstaat.
De geschiedenis van vuurtorens, vuurtoren modellen, radiobakens of lampenwisselaars is te bekijken in het Nederlands Kustverlichtingsmuseum in de hoge vuurtoren (1893) van Hoek van Holland, die tot 1974 in gebruik was.
Een andere traditionele sculptuur langs de route, verbonden met de krachten der zee, is Het reddersmonument (1932) in Hoek van Holland. Deze stoere bronzen zeeman staat evenals de vissersvrouw eindeloos te turen over zee. Kijken ze naar iets uit het verleden dat onzichtbaar is geworden? Was de zee vroeger spannender met zeeslagen, vissersvloten en reddingsboten?
‘Het reddersmonument’ is bij de Berghaven opgesteld ter nagedachtienis van bemanningsleden van deze reddingsboten en het beeld wordt gezien “als een symbool van de eenheid van de Hoekse bevolking”. De lokale geschiedenis, het dagelijkse bestaan waarin de zee de bron van inkomsten vormde en de vaak meedogeloze strijd van de mens met het water worden met deze beelden zichtbaar gemaakt . Gecombineerd met een bezoek aan het Reddingmuseum ‘Jan Lels’, gevestigd in een munitiebunker (1943) in Hoek van Holland kan men aan de hand van schilderijen, scheepsmodellen en medailles meer inzicht krijgen in dit specifieke onderdeel van de cultuurgeschiedenis.
Sjaak Langenberg/Rosé De Beer geven tijdens Wind Mee een geheel eigen betekenis aan dit turen door het als ‘spotten’ op te vatten, een aktiviteit die veel wordt beoefend langs de Nieuwe Waterweg. “ Er wordt wat afgetuurd langs de fietsroute”, stelt kunstenaar Langenberg in zijn projekt Streekspotters. “Door mannen alleen in auto’s op verschillende plekken langs de Nieuwe Waterweg. Door de strandwachten, op zoek naar drenkelingen of verbrande badgasten.” Niet de vissersboten of de surfers trekken de belangstelling van de mannen met verrekijkers in auto’s, maar het zijn vooral de 30.000 passerende zeeschepen per jaar die hun observatievermogen op scherp zetten. Het fietspubliek wordt uitgenodigd om in één van de spottersauto’s die Langenberg/De Beer langs de route hebben opgesteld plaats te nemen : de fietssleutel kan ingeruild worden voor een autosleutel. Met verrekijkers en aantekeningenboek die de omgeving in kaart brengen kan het publiek nieuwe geschiedenis schrijven.
En de bronzen figuur “die met zijn blik de geschiedenis probeert te bezweren.” wordt door Sjaak Langenberg geadopteerd als Monument voor de Spotter.
Een projekt dat hier mooi bij aansluit, maar helaas van tijdelijke aard was, stelde Eric van Straaten in 2002 samen. Hij maakte een serie foto’s van de spotters in hun auto’s aan de boulevard van Hoek van Holland. Hij keek als het ware over de schouder van de spotter vanaf de achterbank en zo keek men als het ware met de spotter mee. Ook hier werden de spottersattributen vastgelegd : kaarten, verrekijkers, notitieblokken
Zijn billboard met grote foto’s waren in de buurt van het Vispaleis opgesteld en juist op deze lokatie, parallel aan de Waterweg, was de werking vanaf de boulevard sterk.
Het coulissenlandschap kreeg er een dimensie bij.
Er zijn waarschijnlijk meerder plaatsen langs de route aan te wijzen waar stevig wordt getuurd en gespot, maar één daarvan mag niet onvermeld blijven. Bij de visafslag in Scheveningen en de haven waar de grote schepen van Norfolk in- en uitvaren zijn het met name Surinaamse-Hindoestanen die hier regelmatig bij elkaar komen.
De plek is omgedoopd in Coppenamepunt, waar men vroeger in Suriname naar toeging voor de veerboot. De Hindoestanen parkeren nu in Scheveningen hun auto en eten hun roti, nasi of bami die meegenomen is of flaneren langs de boulevard : de jongens turen naar de meisjes of andersom. Weet u de weg naar Shanti Mandir (op de boulevard)?
Met name na de tweede wereldoorlog ontstond een grote vraag naar herdenkingsmonumenten, die aanvankelijk nog tientallen jaren in de traditionele beeldtaal en materialen werden gemaakt.
Een indrukwekkend voorbeeld is Ongebroken verzet van Hubert van Lith; de monumentale bronzen mannenfiguur die onverschrokken voor zich uitkijkt, staat op een stenen sokkel aan het begin van de Westersingel in Rotterdam. Pas in 1964 werd het opgericht ter herinnering aan de tweede wereldoorlog en is nog altijd sterk van expressie.
Zoals eerder ter sprake kwam is de behoefte monumenten op te richten, met een groot publiek stil te staan bij bepaalde ingrijpende gebeurtenissen of stille tochten te organiseren de laatste jaren geweldig toegenomen.
Etnoloog Gerard Rooijakkers, verbonden aan het Meertens Instituut in Amsterdam
constateerde in 2002 dat er een enorme behoefte bestaat aan wat hij ‘sociale ficties’ noemt. Door tradities, rituelen en gewoonten kunnen mensen zich beter hechten in tijd en ruimte en uitdrukking/gestalte geven aan emoties.
Voor verkeerslachtoffers worden vaak spontaan kleine geimproviseerde monumenten in de vorm van bloemen, knuffeldieren, kaarsen en bloemen opgericht
Een indrukwekkend Monument van bezinning staat voor station Vlaardingen-Oost waar in 2000 op het station een 17 jarige jongen werd neergestoken. Kunstenares Rini Hurkmans fotografeerde een aantal jonge mensen tussen 17 en 24 jaar uit vele culturen en liet ze in kleurige kleding met witte sjerpen en zwarte rouwbanden poseren, waardoor ze als het ware een kleurrijk boeket vormen. De opname werd omgezet naar een grote transparante dia van 3.60 m breed en 2.50 m hoog en tussen twee platen gehard glas gesmolten. Reflecties van de natuur spelen mee bij het bekijken van het werk. Dit monument met als titel Het Boeket funktioneert op verschillende niveau’s en maakt deel uit van de rituelen waar in ons dagelijks bestaan vaak geen plek of vorm meer voor is.
Met de experimenten en grote veranderingen in de beeldende kunst van de jaren zestig vond er een parallelle beweging plaats in de kunst in de openbare ruimte. Kunstenaars onderzochten in velerlei opzichten grenzen in de beeldende kunst en er vond een verschuiving plaats richting lokatie.
Een exponent van deze richting, Joop Beljon, richtte in de tijd dat hij directeur was van de Koninklijke Academie in Den Haag (ligt ook langs de route), de afdeling Omgevingsontwerpen op. In zijn boek ‘Twaalf Omgevingen’ (1976) geeft hij een uitvoerige beschrijving van zijn opdracht Monument voor Rijkswaterstaat (1968-70) dat onlangs is gerestaureerd en aan de kunstfietsroute ligt. De relatie met bestaande architectuur, de identiteitsverheviging van de plek in de stad en de overgangsmaten (2,5 tot 17 meter) tussen mens en gebouw waren enkele uitgangspunten voor Beljon. Het feit dat Rijkswaterstaat de opdrachtgever was, leidde tot de uiteindelijke cascade van pilonen van geschilderd (gewapend) beton
Een ander ontwerp van Beljon, Monument Deltawerken (1993) dat ter gelegenheid van de voltooiing van de Delflandse dijk van Hoek van Holland – Schiedam en de verzwaring van de zeewering Wassenaar-Hoek van Holland werd gemaakt, ligt aan de kunstfietsroute in Vlaardingen. De hoge witte toren met grote ogen in zwarte vlakken erop roept op tot voorzichtigheid/besluitvaardig en waakzaam.
| 2004 - 2005 | | Monumenten en folklore door Ingrid van Santen | home kunstenfietswerk/WindMee | home | | Vissersverhalen en Zeehelden | | Erfgoed en nieuwe culturen | Er bestaat een groeiende behoefte aan herdenkingen en samenkomsten. Afgelopen 6 juni was het 60 jaar geleden dat de geallieerden op de stranden van Normandië arriveerden (D-day) en dit werd o.a. herdacht met een uitgebreide kranslegging/ bijeenkomst rond het Nationaal Marine Monument (1921) op de boulevard bij het Kurhaus. Deze herdenking werd groots aangepakt in het kader van het 100 jarige bestaan van de haven en ook vlaggetjesdag werd om die reden de grootste ooit. Elke aanleiding wordt aangegrepen om spectaculairder dan ooit uit te pakken. Een klederdrachtenshow, chef-koks die de haring keurden, een haringrace of Oudhollandse spelletjes waren enkele ingredienten van een evenement dat grote aantallen bezoekers trok. Sinds de jaren zestig zijn lokaal gekleurde evenmenten enorm toegenomen. Het Meertens Instituut (Amsterdam) doet hier o.a. onderzoek naar : “Deze verandering hangt samen met de opmerkelijke opbloei van wat wel de ‘traditionele’ feestcultuur wordt genoemd. Historische optochten, braderieën en jaarmarkten worden georganiseerd en hun bestaan wordt gelegitimeerd door verwijzingen naar het verleden. Daarnaast groeit het aantal vieringen dat weliswaar een folkloristische en historische dimensie kent, maar feitelijk geheel nieuw is, aan te duiden als ‘invention of tradition’. In Vlaardingen werd afgelopen juni het Loggerfestival gehouden, een stadfeest in en om de Oude Haven. Ook hier een parade maritieme ambachten en nautische markt Shantykoren, haringkramen en historische schepen. Uiteraard ontbraken ook de historische films in het Visserijmuseum niet. Daarnaast is er een groeiende belangstelling voor vaderlandse en lokale geschiedenis. Boeken waarin geschiedenis op een leesbare manier wordt beschreven zoals in De eeuw van mijn vader(1999) van Geert Mak zijn populair en halen een grote oplage. Mak schetst bijvoorbeeld aan de hand van archiefmateriaal, brieven, verhalen en interviews een levendig beeld van de ontwikkelingen in het 20e eeuws Nederland Zijn familie staat centraal en het verhaal begint in Schiedam, waar zowel grootvader als vader werden geboren. De lezer treedt de wereld binnen van de zeilmakerij van de familie Mak aan Het Hoofd. Alles wordt tot in de détail beschreven : de werkplaats, het kantoortje, de geur van teer en touw. Schiedam stond bekend als het Zwarte Nazareth, er heerste in de stad van de branderijen veel armoede, ellende en ziekte. Mak : “ Uit de reacties heb ik begrepen dat mensen De eeuw soms met nostalgische gevoelens hebben gelezen. Er was natuurlijk in die tijd wel sprake van knusheid en geborgenheid, wanneer iedereen op een koude avond rond de kachel zat, maar het was vaak vooral een hard leven, en dat heb ik ook precies zo willen weergegeven.” Geert Mak heeft mede door zijn journalistieke achtergrond gekozen voor een populaire benadering, zonder populistisch te worden. Zijn toegankelijke verhaal van 500 pagina’s, is tot stand gekomen op basis van gedegen onderzoek en een wetenschappelijke houding. Niet altijd wordt zo verantwoord met het verleden omgegaan, met name op het gebied van erfgoed. Specialist David Lowenthal stelt zich uiterst kritisch op als hij beweert : “Erfgoed is nadrukkelijk geen geschiedenis, maar datgene wat we van de geschiedenis maken om ons van anderen te onderscheiden. Dit gebeurt op grond van emotie en heeft te maken met zelfbeeld en eigenwaan, met kitsch en authenticiteit en een selectief samengesteld verleden. Dus dat wat een cultuur goed van pas komt als symbool, verhaal of held wordt vervormd of misbruikt en kan grotendeels op falsificatie berusten.” Een treffend voorbeeld is het projekt Universal Pattern (2002) van Yvonne Dröge-Wendel, waarin zij onderzoek deed naar de herkomt van Brabants Boerenbont. Dat typische Hollandse rood-wit ruitje bleek ook door India te worden geclaimd of door Zuid-Duitsland, waar het zelfs deel uitmakt van traditionele kleding. Het binnenbrengen van de nieuwe haring is nu een toeristische evenement in Scheveningen met een landelijke uitstraling, maar je hoeft niet eens ver in de geschiedenis terug te gaan om te zien dat die kaarten ooit heel anders waren geschud. De Maassteden waaronder Vlaardingen, Maassluis en Rotterdam hadden immers het traditionele patent op het haringkaken en de Vlaardingers werden door de omringende steden ‘haringkoppen’ genoemd. Deze steden kwamen tot een bloeiende haringhandel en werden welvarender dan het arme Scheveningen. In Maassluis staat bij de Haringkade het bronzen beeld Visvangst (1969) van Nic.Jonk. Toen het haringkaken in 1857 werd vrijgegeven waren de Scheveningers slechts heel geleidelijk voor deze “nieuwigheid” te vinden. Jacob Cats noemt in een gedicht uit de 17e eeuw de nieuwe haring ‘goud’ : ‘Daar komt de kiel, met goud belaan/Ze brengt ons de eerste haring aan.’ (…) ‘’t Is feest in Nederland’ Om dit feit blijvend te illustreren werd in 1979 een koperen Tonnenmonument van beeldhouwer Phil van de Klundert aan de Dr. Lelykade geplaatst. Maar in de Scheveningse haven voltrekt de omslag zich al geruime tijd : er worden steeds meer luxueuze appartementen en restaurants gebouwd en de recreatieve funktie wordt in toenemende mate versterkt. Oude vissersboten langs de kaden worden nu als toeristische attractie ingezet voor een dagje zeehengelen of Hindoestaanse families varen ermee naar open water om as te verstrooien. Naar aanleiding van het eeuwfeest ‘100 jaar Scheveningen’veranderde de houten visserston van gebruiksgoed tot marketingmiddel. Overal in en rond de haven zijn tonnen en vlaggenmasten neergezet en met de vlaggen wordt de haven aangeprezen. Zelfs de bronzen Vissersvrouw moest eraan geloven en wordt nu aan weerskanten geflankeerd door tonnen met wapperende vlaggen. Folklore wordt hier ingezet als reclame! |